Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang
De Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK) stelt nieuwe eisen aan het kwaliteitsbeleid van de kinderopvang. De wijzigingen verbeteren de kwaliteit en de toegankelijkheid van de kinderopvang.
De Wet IKK is ingedeeld in vier thema’s. Ieder thema bestaat uit meerdere gewijzigde of aanvullende kwaliteitseisen.
Thema 1 – Ontwikkeling van het kind staat centraal
- In de Wet kinderopvang staat uitgelegd wat verantwoorde kinderopvang is. De pedagogische kwaliteit wordt uitgebreider en nadrukkelijker omschreven, in vergelijking met de huidige wet- en regelgeving.
- De ontwikkeling van de kinderen wordt gevolgd en gestimuleerd. Bij kinderen die van de dagopvang naar de basisschool en de buitenschoolse opvang (bso) gaan, wordt ook informatie overgedragen over de ontwikkeling van het kind. Uiteraard pas nadat ouders daar schriftelijk toestemming voor geven.
- Elk kind in de dagopvang en buitenschoolse opvang krijgt een mentor. De mentor bespreekt de ontwikkeling van het kind met de ouders. Vragen over de ontwikkeling van het kind en over het welzijn van het kind kunnen ouders aan de mentor stellen. Ouders worden op de hoogte gebracht wie de mentor is voor hun kinderen en bij oudere kinderen worden kinderen ook op de hoogte gebracht.
Thema 2 – Veiligheid en gezondheid
- De kinderopvangorganisatie heeft een veiligheids- en gezondheidsbeleid, dat past bij de activiteiten, locatie en inrichting van de kinderopvang. Dit beleid kan ingezien worden door ouders.
- Op ieder kindcentrum is tijdens de opvang een volwassene aanwezig met een kinder-EHBO-certificaat. Dat zorgt ervoor dat snel en adequaat gehandeld kan worden bij ongevallen.
Thema 3 – Stabiliteit en pedagogisch maatwerk
- Het maximaal aantal baby’s van 0 jaar per pedagogisch medewerker gaat omlaag. Deze gaat van één pedagogisch medewerker op vier nul-jarigen naar één pedagogisch medewerker op drie nul-jarigen. De pedagogisch medewerker heeft hierdoor meer tijd en aandacht voor kinderen in het eerste levensjaar. De invoeringsdatum is 1 januari 2019.
- Voor kinderen van 7 jaar en ouder gaat het maximaal aantal kinderen per pedagogisch medewerker omhoog. Deze gaat van één op tien kinderen nu naar één pedagogisch medewerker op twaalf kinderen. De invoeringsdatum is 1 januari 2019.
- Het aantal vaste gezichten voor nul-jarigen wordt aangescherpt. Als het kind aanwezig is, werkt er altijd minimaal één vast gezicht van het kind op de groep. Er kunnen dus meer pedagogisch medewerkers, al dan niet structureel, op de betreffende groep werken, naast de ‘vaste’ gezichten. De vaste gezichten worden bepaald per kind, niet op groepsniveau.
- De drie-uursregeling houdt in dat op bepaalde tijdstippen minder pedagogisch medewerkers ingezet mogen worden. De kinderopvangorganisatie bepaalt die tijdsvakken zelf en legt deze vast in het pedagogisch beleidsplan. De tijdsvakken bedragen in totaal niet meer dan drie uur per dag. Voor het kinderdagverblijf en BSO tijdens studiedagen en vakantieweken geldt dat op één dag mag maximaal drie uur tijdelijk minder personeel ingezet worden. Minimaal de helft van het aantal benodigde pedagogisch medewerkers moet aanwezig zijn tijdens die drie uur. Bij de buitenschoolse opvang mogen er voor en na schooltijd maximaal een half uur per dag minder pedagogisch medewerkers worden ingezet. Hoe deze drieuursregeling op de Blosse locaties is georganiseerd is terug te vinden in het pedagogische werkplan van de locatie.
Thema 4 – Kinderopvang is een vak
- Voortaan coacht een pedagogisch beleidsmedewerker de pedagogisch medewerkers bij de dagelijkse werkzaamheden. Daarnaast houdt de pedagogisch beleidsmedewerker zich ook bezig met het pedagogisch beleid en de werkwijze daarbij. Bijvoorbeeld hoe de pedagogisch medewerkers kinderen uitdagen om nieuwe vaardigheden aan te leren. De invoeringsdatum is 1 januari 2019.
- Er komt een minimum taalniveau voor de pedagogisch medewerker per 1 januari 2023. Het taalniveau van de pedagogisch medewerker is belangrijk voor de taalontwikkeling van kinderen.
- Vrijwilligers tellen niet meer mee als pedagogisch medewerker als het gaat om de berekening van het maximaal aantal kinderen per pedagogisch medewerker.
- Dat geldt ook voor de derde volwassene op een groep waar drie pedagogisch medewerkers ingezet moeten worden. Dat is geen vrijwilliger, maar een betaalde pedagogisch medewerker die aan de opleidingseisen voldoet.
- De inzet van stagiaires en medewerkers die nog niet voldoen aan de opleidingseisen voor pedagogisch medewerker wordt beperkt, zodat er voldoende tijd en inzet is om hen te kunnen begeleiden.
- De kinderopvangorganisatie heeft een opleidingsplan voor de opleiding en ontwikkeling van pedagogisch medewerkers.